Er wordt gewerkt in tweetallen. Telkens werkt er 1, de ander telt en noteert na 1 minuut het aantal punten. De onderdelen van het circuit zijn gericht op springen, snelheid of ritme. Voorbeelden van onderdelen zijn:
Ø Touwtjespringen
Ø Met 2 voeten naast elkaar zijwaarts over een (lage) hindernis springen
Ø Zijwaarts heen en weer over een horde springen. De buitenste voet komt telkens op de grond, de andere voet blijft een beetje boven de grond.
Ø Uit stilstand met tweebenige afzet zo ver mogelijk springen
Ø Grond aanraken met 2 handen en vervolgens zo hoog mogelijk springen (elke sprong is 1 punt)
Ø Loop zo veel mogelijk rondjes door de ladder (alleen de goed uitgevoerde rondes tellen voor 1 punt)
Ø Zet 5 lage hordes kort achterelkaar. Tussen elke horde is slechts 1 grondcontact toegestaan (elke ronde levert 1 punt op)
Ø Zo veel mogelijk keer op een bankstappen in het ritme op,op, af,af (elke keer met 2 voeten op de bank is 1 punt)